Kennisgeving: Voor dit product is een JavaScript vereist.

‘Moord’ opgelost door leerlingen tijdens CSI-project

Dreigbrieven, poedertjes… en een dode medewerkster! Er is iets vreselijk uit de hand gelopen…. Hoe kon dat gebeuren? Wie weet wat er werkelijk aan de hand is? Aan de leerlingen uit leerjaar 3 havo en vwo de taak om uit te vinden wat er precies gebeurd is. De komende maand volgen zij het CSI-project. Hier leren ze onder meer over het vak scheikunde en wat het betekent om forensisch onderzoeker te zijn.

Naast leerlingen spelen een aantal collega’s een zeer belangrijke rol tijdens dit CSI-project! Zo werd Miriam K.G. het (moord)slachtoffer en waren Patrice v. Z., Diny H., Medy D., Mandy H. en Martijn F. verdachten!

Afbeelding met Menselijk gezicht, kleding, persoon, glimlach

Door AI gegenereerde inhoud is mogelijk onjuist.

Het was een druilerige maandagmiddag, 2 september 2025, toen het rustige schoolgebouw van Marianum in Groenlo werd opgeschrikt door sirenes. In de keuken van de school lag het levenloze lichaam van Miriam K. G., keukenmedewerkster, met verwondingen aan haar hoofd en hals. De geur van schoonmaakmiddel mengde zich met iets ijzigs — bloed en paniek. Wat was er gebeurd?

Afbeelding met persoon, keukenapparaat, kleding, Kook- en bakgerei

Door AI gegenereerde inhoud is mogelijk onjuist.

De politie sloot de keuken af en begon het onderzoek. Al snel bleek dat Miriam niet geliefd was bij iedereen. Achter haar glimlach gingen spanningen schuil — kleine irritaties die, stuk voor stuk, konden uitgroeien tot iets dodelijks.

Patrice v. Z. haar collega, trilde toen ze vertelde dat ze Miriam “best aardig” vond, maar niet eerlijk behandeld voelde. Miriam verdiende meer, terwijl ze hetzelfde werk deden. In Patrice’ postvak werd een dreigbrief gevonden, geschreven door Miriam zelf: “Hou op met zeuren, ik verdien gewoon meer dan jij.” Een flesje met zout water stond op haar bureau — tegen haar ontstoken tandvlees, zei ze. Was het toeval dat Miriam dat ook bij zich had? Ze had bloedsporen op haar schort, maar beweerde dat ze zich tijdens het broodjes snijden had verwond. Haar alibi was zwak; ze was tot vijf uur op school geweest, samen met een paar anderen.

Diny H. was minder zenuwachtig, maar duidelijk geïrriteerd. Miriam had haar die ochtend custardpoeder gegeven met de opdracht pudding te maken voor de docentenlunch. “Dat hoort helemaal niet bij mijn werk,” had ze boos geroepen. Kort daarna stuurde ze een dreigbrief: “Doe je werk eens goed en zadel mij niet op met jouw problemen!” Het was met watervaste pen geschreven, zoals meer pennen van de verdachten. Handschriftanalyse wijst haar als schrijfster aan. Volgens haar was ze om half één al naar huis gegaan. Toch trof men sporen van custard in de keuken. Toeval, of een teken dat ze later was teruggekomen?

Medy D., de drukke receptioniste, klaagde dat ze te veel werk had en dat Miriam onterecht alle complimenten kreeg. In haar postvak lag ook een dreigbrief aan Miriam: “Ik werk veel harder, zoveel stelt het niet voor wat jij doet!” Ze had soda bij zich — voor het archief, zei ze — en een flesje met alcoholoplossing “om wat rustiger te worden”. Ze was tot half vijf gebleven.

Mandy H. was juist lovend over Miriam. “Ze was aardig, maakte de lekkerste soep.” Ze had suikerwater bij zich, voor leerlingen die flauw vielen, en wat paracetamolresten. Geen conflict, geen reden. Mandy leek de enige zonder motief.

Dan was er nog conciërge Martijn F.. Hij staat bekend om zijn driftige aard. Hij gaf toe een dreigbrief te hebben geschreven: “Ruim jouw zooi op, anders houdt het op voor jou!” Hij vond het onrechtvaardig dat hij vaak de keuken moest opruimen na Miriam. In zijn jaszak zaten krijtsporen en paracetamol, zoals Miriam dat ook bij zich had. En een flesje met alcohol — dingen die hij naar eigen zeggen gebruikte om rustig te blijven. Maar zijn gedrag tijdens het verhoor was allesbehalve rustig. Toen de politie bloedsporen op zijn kleding vond, zei hij dat hij zich gesneden had. Toch klopte zijn verhaal niet. Hij had geen echt alibi.

Hij heeft bekend! Rond 16.00 uur uur liep Martijn nog even naar de keuken om koffie te halen. Miriam wilde net naar huis gaan. Toen hij de rommel op het aanrecht zag, kookte hij van woede. Er ontstond een woordenwisseling die uitmondde in een worsteling. In het tumult vlogen potjes open — krijtpoeder en paracetamol dwarrelden over Miriam heen. Toen ze hem afsnauwde dat hij zich “niet zo moest aanstellen”, verloor hij zijn zelfbeheersing. Hij greep een mes van het aanrecht en wierp het in een opwelling. Het raakte haar in de hals.

Paniek. Stilte. Hij rende weg, liet het mes liggen en deed alsof hij niets had gezien.

Die avond, toen Kasper P. de locatiedirecteur, de keuken binnenkwam, trof hij haar aan. Het bloed was al gestold. De zaak leek een raadsel, tot de analyses van het forensisch team de puzzelstukjes bij elkaar brachten: het krijt- en paracetamolpoeder op Miriam kwam overeen met dat van Martijn.

Martijn stortte in toen hij werd geconfronteerd met het bewijs. “Ik wilde haar niet doden,” huilde hij. “Ze maakte me gewoon gek.”

De moord op Marianum was opgelost. De andere verdachten – Patrice met haar jaloezie, Diny met haar frustratie, Medy met haar overwerk – hadden allemaal hun redenen om boos te zijn. Maar uiteindelijk was het niet haat, maar woede en onmacht die Miriam het leven kostten.

‘Moord’ opgelost door leerlingen tijdens CSI-project